Exacte cijfers heeft hij niet paraat, maar Ferry vermoed dat er sinds 1950 zo’n 4 miljoen dobbers door hem en zijn vader zijn gemaakt. “Tijdens de hoogtijdagen waren er wel 23.000 dobbers tegelijk in productie”, zegt de dobberbouwer. Een knappe prestatie, gezien de tamelijk kleine kelder onder zijn huis waar het bedrijf is gevestigd. “Je moet je voorstellen dat we hier soms met twaalf man aan het werk waren”, zegt hij. Al deden ze dat in die tijd wel in ploegendiensten. “In de jaren zestig waren we geregeld van ‘s ochtends vroeg tot tien uur ‘s avonds bezig. Mijn vrouw Geertje en ik maakten soms weken van 80 uur. Hard werken dus.”

HARD WERKEN - De 79-jarige Rotterdammer is nog steeds bijna dagelijks in zijn atelier te vinden. Het is dan ook puur handwerk. “We hebben het eens geteld en iedere dobber heb je tijdens het productieproces 36 keer in je handen”, zegt Ferry terwijl hij een groot schuimblok omtovert tot een tiental identieke staafjes. Om het schuim te bewerken, heeft de dobberbouwer enkele speciale machines staan die hij liever niet aan iedereen laat zien. “De concurrentie kijkt mee”, zegt hij op serieuze.

STREVEN NAAR PERFECTIE - Waar dobbers tegenwoordig veelal een drijflichaam van schuim hebben, waren de Diske Dobbers vroeger allemaal van kurk en riet. Toch is er verder niet heel veel veranderd. “Na het kurk kwam eind jaren zestig het balsahout, in combinatie met een satéprikker. Die materialen gebruik ik voor sommige modellen nog steeds en ook de apparaten zijn nog hetzelfde.” Hij laat zijn zelfgebouwde machine zien waarmee hij de houten antennes rond schuurt. “Officieel zijn die al rond volgens mijn leverancier, maar mijn dobbers moeten perfect zijn dus ik wil ze écht rond hebben.” Zodra de vorm klaar is, komt er een witte grondlaag op. Daarna wordt iedere kleur met een al even simpele als inventieve constructie aangebracht. Tot slot schildert Ferry of Geertje met een kwastje de zwarte streepjes en gaat er een vernislaag op.

PERSOONLIJK BEZORGD - In 73 jaar dobbers maken is er een hoop veranderd in de hengelsport. Ferry maakte het allemaal van dichtbij mee – hij levert zijn creaties namelijk nog steaf bij hengelsportzaken. “Mijn vader deed dat al. Eerst met de trein, later met de brommer en nog veel later met onze eerste auto. Dat ben ik blijven doen. Om goed contact te houden met de winkelier en op de hoogte te blijven van alle ontwikkelingen.” Zijn dobbers werden in al die jaren aangepast aan de wensen van de klant. “Kleur, formaat en vorm; alles is op maat te maken.” Al gelooft hij zelf niet zo in al die vormpjes en kleuren. “Mijn stelregel is: vis zo licht als mogelijk. De verschillende kleuren zijn er alleen maar omdat sportvissers dat leukvinden. De vis heeft er volgens mij geen oog voor”, knipoogt Ferry.

DOBBERTIPS - Zelf is Ferry een fanatiek witvisser, met af en toe een uitstapje naar de
karper- en roofvisserij. Zijn belangrijkste dobbertip? “Uitloden is alles”, zegt hij stellig. “Uiteindelijk maakt het niet uit met wat voor dobber je vist, als hij maar zo is uitgelood dat alleen het puntje nog zichtbaar is. Dan voelt de vis de minste weerstand. Hoe subtieler je vist, hoe beter de vangsten. Daarom zijn alle onderdelen van een dobber zoveel mogelijk gestroomlijnd, zo glijdt hij het makkelijkst de diepte in.” Dobbers hebben daarnaast weleens de neiging om te breken, al geeft Ferry

levenslange garantie. “Mits je ze goed opbergt uiteraard. Gebruik daarom altijd een stevige koker voor je dobbers.”

DE ‘WONDERPEN - ’De Rotterdammer zag veel visserijen komen, en sommige disciplines ook weer gaan. “Wat dat betreft was het vroeger qua technieken vrij overzichtelijk. Inmiddels heb je beetmelders en de methodfeeder bij het karpervissen, feederhengels voor het witvissen en tal van roofvistechnieken. Maar voor mij blijft het vissen met een dobber toch de meest pure vorm van sportvissen.” Ook maakte hij de nodige hypes mee. “In 1963 bijvoorbeeld. Toen hebben we een jaar lang alleen dezogeheten ‘wonderpen’ gemaakt. Dat model stond in een of ander hengelsportblad en iedereen wilde alleen nog maar die dobber hebben. Het idee was dat de lange, slanke dobber van 24 centimeter heel mooi omhoog kwam bij een aanbeet.” De wonderpen werd zelfs in het buitenland een hit. “We zijn destijds benaderd door een Franse firma. Die wilde dat we in Frankrijk kwamen wonen en alleen maar dat type dobbers gingen maken. Ongelooflijk toch”, lacht hij.

GEEN PENSIOEN - De diverse veranderingen in de hengelsport hebben wel hun invloed gehad. “Sportvissers kunnen tegenwoordig kiezen uit veel verschillende visserijen. Er worden daardoor minder dobbers verkocht. Van vroeger kan ik me nog herinneren van dat direct na de gesloten tijd bij elke hengelsportzaak een eindeloos lange rij stond. Inmiddels bestaat het grootste deel van al die zaken niet eens meer.” Er wordt daarom altijd met veel verbazing gereageerd als Ferry vertelt dat hij al zijn hele werkzame leven dobbers maakt. “Hoewel ik dat niet zeker weet, ben ik volgens mij de enige die dit werk fulltime doet.” En ondanks dat hij al ruim tien jaar geleden de pensioengerechtigde leeftijd bereikte, denkt Ferry niet aan stoppen. “Ik blijf dobbers maken totdat ik niet meer kan. Dat is mijn lust en mijn leven.”